De mogelijkheid tot opschorting houdt in dat u uw eigen verplichting uitstelt tot een later moment. Stel dat u moet betalen voor een product wat u nog niet ontvangen heeft, dan geeft opschorting de mogelijkheid dat u niet hoeft te betalen totdat u uw product ontvangen heeft. Dit betekent dus niet dat u helemaal niet hoeft te betalen, er is sprake van een uitstel. Met het opschorten hoopt u dan te bereiken dat de wederpartij alsnog zijn verplichtingen nakomt.
Er zijn verschillende vereisten waaraan voldaan moet worden voor het recht op opschorting. Er moet sprake zijn van een opeisbare vordering, er moet sprake zijn van voldoende connexiteit en er moet voldaan zijn aan het vereiste van proportionaliteit. Ten eerste moet er dus sprake zijn van een opeisbare vordering. In principe is een vordering opeisbaar vanaf het moment dat zij ontstaat, dit is niet zo wanneer er een bepaalde termijn voor de nakoming is opgesteld. De persoon die als eerste moet presteren kan zich nooit beroepen op het recht van opschorting. Stel er is een koopovereenkomst gesloten voor een bepaald product. Er is afgesproken dat het product eerst geleverd wordt en bij ontvangst wordt er door de andere partij betaald. Dan kan degene die het product moet leveren nooit een beroep doen op opschorting. Het tweede vereiste is de connexiteit, dit houdt in dat er voldoende verband moet bestaan tussen de vordering en de prestatie. Of er voldoende samenhang is, is lastig te bepalen, het hangt namelijk af van de omstandigheden van het geval en het hangt ook af van de aard van de overeenkomst. Voldoende samenhang kan in ieder geval worden aangenomen indien partijen al vaker gelijkwaardige zaken met elkaar gedaan hebben en indien de verbintenissen uit dezelfde rechtsverhouding voortvloeien. Als laatste moet nog voldaan worden een het vereiste van proportionaliteit. Dit houdt in dat de opschorting in evenwicht moet zijn met de niet-nakoming waarop zij het antwoord is. Het mag dus niet een te scherpe reactie zijn. Stel dat bijvoorbeeld de helft van de producten al geleverd is en de andere helft nog niet, dan is het een te scherpe reactie om het gehele bedrag op te schorten.
De mogelijkheid tot ontbinding is er bij wederkerige overeenkomsten. Er is sprake van een wederkerige overeenkomst als twee partijen aan elkaar verbonden zijn door elk een eigen verbintenis met de ander. Een voorbeeld hiervan is de koopovereenkomst. Bij ontbinding vervallen alle verplichtingen van alle partijen die betrokken zijn bij de overeenkomst.
Indien het nakomen van de overeenkomst door een van de partijen blijvend of tijdelijk onmogelijk is, is er meteen de mogelijkheid tot ontbinding van de overeenkomst. Indien de nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, dan is het in principe nog gewoon mogelijk om de overeenkomst na te komen. Om dan een geslaagd beroep op ontbinding te doen moet er sprake zijn van verzuim. Verzuim treedt bijvoorbeeld meteen in als er sprake was van een zogenoemde fatale termijn voor het nakomen van de ontbinding. Dat is het geval als er echt een uiterste datum is voor het leveren van een product en er wordt dan niet geleverd. Het is natuurlijk nog mogelijk om daarna te leveren, maar dit was echt de uiterste datum, er is dan van rechtswege sprake van verzuim. Indien er geen fatale termijn is, dan is er sprake van verzuim nadat er een ingebrekestelling is verstuurd. De ingebrekestelling geeft de andere partij nog de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn na te komen. Doet die partij dit niet, dan is er ook sprake van verzuim en kan de overeenkomst ontbonden worden.